3.18

Welke handelingen verricht je bij het verlaten van de vluchtstrook, na het afhandelen van een incident?

Je zet op de vluchtstrook de zwaailichten aan en de alternerende (of alarm-)verlichting uit, je maakt vaart, geeft richting aan en voegt met voldoende snelheid in. Op de hoofdrijbaan doe je de zwaailichten uit.
Je zet op de vluchtstrook de alternerende (of alarm-)verlichting uit, je maakt vaart, geeft richting aan voegt met voldoende snelheid in.
Je zet op de vluchtstrook de zwaailichten aan en de alternerende (of alarm-)verlichting uit, je maakt vaart en je voegt met voldoende snelheid in. Op de hoofdrijbaan doe je de zwaailichten uit.